Ten aanzien van Turkije wordt sinds 2019 een algemene beleidslijn gehanteerd naar aanleiding van de Turkse interventie en daaropvolgende bezetting in Noord-Syrië.
Deze beleidslijn houdt in dat, binnen de contouren van het Wapenhandeldecreet en de dual use-verordening, de volgende zaken niet worden toegestaan:
- de overbrenging, de uitvoer en de doorvoer van defensiegerelateerde producten met vastgesteld eindgebruik in Turkije;
- de uitvoer van dual use-producten met een risico op militair gebruik in Turkije.
Deze beleidslijn sluit aan bij een breder pleidooi voor Europese beperkende maatregelen en de resolutie van het Vlaams parlement van 16 oktober 2019 betreffende het Turkse offensief in Noord-Syrië. De beleidslijn werd ook bevestigd naar aanleiding van de opeenvolgende rapporten van het Panel of Experts on Libya, ingesteld door de VN-Veiligheidsraad, en de Turkse rol in de gewapende conflicten in Libië.
Deze beleidslijn steunt op een interpretatie van de volgende criteria:
- criteria 1, 2, 4, 6 en 7 van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en artikel 26 van het Wapenhandeldecreet;
- het bijkomende criterium 1° over de “externe belangen en internationale doelstellingen van het Vlaamse Gewest en België”, in artikel 28 van het Wapenhandeldecreet; en
- de “overwegingen van nationaal buitenlands en veiligheidsbeleid” en “overwegingen omtrent het voorgenomen eindgebruik”, vermeld in artikel 15 van de dual use-verordening 2021/821.